Skip to content

Pauline: “De huisarts stuurde me door naar de internist en ik ging het onderzoekcircuit in. Alles was goed, ook de punctie van die klier onder mijn kin. ‘Kom over zes weken maar terug.’ De bult zat er nog steeds, er werd weer een punctie gedaan, die was opnieuw goed. Op het voorstel over zes weken nog eens terug te komen zei ik dat ik wilde dat de bult verwijderd zou worden als hij niet gekrompen zou zijn. In mei 2011 werd ik geopereerd. En binnen een week werd ik gebeld door de chirurg, het was kanker.”

Daar had jij zelf helemaal niet aan gedacht?

“Nee, het overdonderde me enorm, ik dacht: kanker, ik? Ze deden een kijkoperatie om te zien waar de primaire tumor zat, want op de MRI-scan was weinig te zien. Die operatie wees uit dat het de tongbasis was. Toen schrok ik pas echt, misschien moest mijn tong eruit? Uiteindelijk hoefde dat gelukkig niet. Fysiek heb ik er zelfs weinig aan overgehouden, zo nu en dan een droge keel en op foto’s zie ik zelf wel veranderingen in mijn uiterlijk, maar ik heb veel geluk gehad. Op internet kwam ik de patiëntenvereniging tegen, toen nog Klankbord. Zo kwam ik in contact met een lotgenoot in Den Haag, daar mailde ik destijds veel mee. In het begin was ik bang voor recidieven, ik dacht: haal ik mijn eerste huwelijksjaar wel? Maar Jaap zei: ‘Ben jij nou helemaal belazerd, natuurlijk haal je dat.’ Al gauw stond ik er niet meer bij stil. Met bang zijn verziek je je leven. Gewoon genieten van wat je hebt en morgen zie je wel weer verder. Mijn schoonzus had eierstokkanker, het verloop daarvan is vaak snel, maar we hebben het jaar voor haar dood toch bollen in haar tuin geplant, we hadden het wel kunnen laten, maar dat moet je niet doen.”

Was je gelijk ook actief bij de patiëntenvereniging?

“Nou nee, niet meteen. Ik werd wel lid van Klankbord en kreeg altijd de uitnodigingen voor de bijeenkomsten, maar zei bijna altijd af. Ik had na mijn werk bij een internationaal bedrijf al wel een stapje teruggedaan vanwege de behandelingen, van HR manager Nederland naar drie dagen per week personeelsfunctionaris in de zorg- en welzijnssector, maar daarnaast zat ik in allerlei besturen en ik was ook al vanaf mijn 27e actief in de politiek. Voor welke partij? Dat kan er maar een zijn,” schatert Pauline, “de VVD. Groen Links vind ik te idealistisch, je moet ook je gezonde verstand erbij houden, en de PvdA slaat weer door naar de andere kant. Je moet niet vóór mensen denken, je moet mensen zélf laten denken. Onlangs stond ik met een prikstok zwerfvuil op te ruimen in de omgeving van ons huis in Schiedam, toen er een ouder stel voorbijkwam, zij met een rollator. ‘Daar hadden we vroeger mannetjes voor,’ zei ze. Ik antwoordde ‘Als we meer belasting willen betalen dan kunnen we daar nog steeds mannetjes voor hebben, maar dat hoeft niet, heel vroeger was het normaal dat je zelf je stoep schoonhield en die van je buren als zij dat niet meer konden.’ Het was een leuk gesprek en uiteindelijk waren ze het met mij eens. Als je je ergens aan ergert, moet je er vooral zelf iets aan gaan doen en niet gelijk wijzen naar de overheid of de gemeente. Ook de patiëntenvereniging hoeft niet alles van mensen over te nemen, we kunnen ook initiatieven van onze leden ondersteunen.”

Je werd uiteindelijk voorzitter van Klankbord!

“Ja, tot mijn 66e heb ik gewerkt en ik had gezegd dat ik na mijn pensionering wel iets wilde doen. Ella van Dienst, secretaris van Klankbord, kwam daarom bij me op bezoek en op mijn vraag ‘wat zoeken jullie eigenlijk’ kwam het antwoord ‘een voorzitter’. Dat was in oktober 2012 en de toenmalige voorzitter zou onverwachts op 1 januari stoppen. Het leek mij dat ze toch eerst eens moesten kijken wat voor vlees ze met mij in de kuip hadden en in februari heb ik mezelf gepresenteerd op het  trainingsweekend. Ook de fusie kwam al ter sprake en ik heb uitgelegd dat ik achter het idee van samenwerken en fusie stond omdat we met elkaar meer kunnen bereiken met het subsidiegeld. Ik dacht dat we een jaartje nodig zouden hebben voor die fusie, maar dat werden er twee. Patiëntenverenigingen ontstaan vaak klein, uit een groepje patiënten, zoals ook de NSvG ooit is ontstaan. Wat niet moet is een vereniging worden van boze patiënten, dat zou erg jammer zijn. Waar we als vereniging naar moeten streven is het besef dat patiënt en arts elkaar nodig hebben om behandelingen te verbeteren. Artsen leren van elkaar, van wetenschappers, maar ook van hun ervaringen met ons, de patiënten. Het is, in de goede zin van het woord, een kwestie van blijven proberen.”

Waarom heb je besloten vicevoorzitter te blijven?

“Bij de fusiebesprekingen was afgesproken dat we roulerend voorzitter zouden zijn, en uit die afspraak werd Rob voorzitter. Vanaf 2018 zou ik dat stokje overnemen. Daarmee zou ik nog meer werk op mijn bordje krijgen en daar zag ik tegenop. Bovendien doet Rob het uitstekend en wil het gelukkig ook blijven doen. Voor mij is het belangrijk naast al mijn verplichtingen ‘buiten de deur’ voldoende tijd over te houden voor mijn privéleven. Woensdag is mijn vaste oppasdag, dan zorg ik voor mijn kleinkinderen en daar valt niet mee te schuiven, niet voor een vergadering of voor wat dan ook. Daarnaast coördineer ik de zorg voor mijn hoogbejaarde moeder en doe mijn deel van de mantelzorg. Verder leef ik het leven zoals het komt. Als ik ooit de tijd krijg, dan willen Jaap en ik graag eens de hele Atlantische kust langs, Frankrijk, Spanje en Portugal. Het ligt nooit vast wat we gaan doen in de vakantie, we zien wel. Behalve ’s-Gravenzande dan, daar bivakkeren we elke zomer een week met zijn allen. Daar ben ik mee begonnen toen mijn dochter vroeg of ik in de zomervakantie een week voor de kinderen wilde zorgen. Waarop ik zei: ‘Dan ga ik aan de kust zitten hoor, ik huur wel wat.’ Mijn dochter werkte in Den Haag, zij kon op de terugweg naar ons komen. Haar man kon makkelijk op en neer tussen Vlaardingen en ’s-Gravenzande en Jaap vindt zoiets niet heel erg leuk, dus hij kon overdag fijn naar huis, naar Schiedam. Zo konden we ’s avonds toch met zijn allen eten. Ik had nog niet geboekt of mijn dochter zei: ‘Ik neem ook vrij, het lijkt me zo leuk.’ En dat doen we nu al twaalf jaar zo. Tegenwoordig huur ik twee huizen naast elkaar. De kleintjes van mijn zoon vinden het geweldig met de grote zoon en dochter van 16 en 13 jaar van mijn dochter. Als het hen wat teveel wordt, kunnen ze zich terugtrekken in het andere huis. We hebben het heerlijk met elkaar!”

Pauline Roelfzema-Geurtsen

Back To Top