Skip to content

Hondje Tomas is het eerst bij de deur, zijn baas Will Ferwerda komt er wat langzamer achteraan. Even later zitten we in zijn atelier aan de Voorstraat in het oude centrum van Dordrecht, dichtbij een snorrende gaskachel. Overal hangen en staan objecten, rondom de grote werktafel ligt allerlei gereedschap en middenin de kamer staat een hoog paneel met daarop een werk in wording.

“Dat werk heet MH17,” vertelt Will. “Zulke gebeurtenissen grijpen mij erg aan, steeds meer zelfs, merk ik nu ik ouder word. Het ene moment leefden die mensen in vlucht MH17 nog en pats.” Will slaat met zijn ene gebalde hand in de palm van zijn andere.

Hoe wist je dat je kunstenaar wilde worden?

“Het zat er altijd al in. Mijn ouders wilden het eigenlijk niet, daarom zou ik eerst de architectenkant op gaan. Maar ja, dit kwam er uit, de beeldende kunst. Ik ging naar de academie. Mijn ouders stonden het me uiteindelijk toch toe. Vanaf mijn achttiende zit ik in de beeldende kunst. Je moet er wel tegen kunnen om van een minimum rond te komen. Voor mezelf heb ik niet zoveel geld nodig. Wel voor mijn gereedschap en materiaal, want het is een duur beroep. Ik ben beeldhouwer en schilder. Mijn beelden maak ik van hout. Brons gebruik ik daarbij ook. Ik kan zelf bronsgieten. Kunst heeft niet alleen een artistieke kant, je moet ook een vakman zijn.”

Wanneer merkte je dat er iets mis was met je strottenhoofd?

“Ik ontmoette mijn partner Tonny in de kroeg. Het klikte meteen tussen ons. Zij was verpleegkundige en stuurde me naar de dokter omdat ik zo hees bleef. In het Daniel den Hoed ziekenhuis werd ik geopereerd. Mijn behandelend  KNO-arts  dr. Maarten de Boer heeft me alles goed uitgelegd en ik heb me eraan overgegeven. Het is onomkeerbaar en het haalt niets uit je zorgen te maken. Spreken kon ik in één keer. Je moet wel de confrontatie met jezelf aan. Je bent toch geneigd je terug te trekken. Elke keer zet je weer een stapje om dat te overwinnen. Het helpt daarbij zeker als je een fijne levenspartner hebt. Tonny en ik zijn zestien jaar samen geweest. Vorig jaar is ze overleden aan een dubbele longontsteking. Ze was net 65 jaar geworden en zou binnenkort met pensioen gaan. We zijn erg gelukkig geweest samen.”

Dat is een heel gemis, lukt het om de draad weer op te pakken?

“Ik heb een goed leven gehad. Uit mijn vorige relaties heb ik drie dochters en vijf kleinkinderen. Daar heb ik een goede band mee. Elke dag komt er wel iemand. Omdat ik moeilijk loop, er is iets met de vaten in mijn benen, daar word ik binnenkort aan geopereerd, komt er iemand mijn hond uitlaten. Twee dochters komen regelmatig, zij hebben de mantelzorg voor mij op zich genomen. Een collega kunstenaar komt om mijn werk in te lijsten. Ik vind het wel gezellig als er iemand is, maar ik zit ook graag een beetje op mezelf. Het is mijn plan om zachtjes door te leven. Ik kijk wel hoe het balletje rolt. Inspannen doe ik me niet meer, behalve dan voor mijn werk. Voorlopig geen tentoonstellingen, ik heb er al zoveel gehad en tentoonstellingen vreten energie. Elke dag sta ik op, eet een boterham met kaas, drink een kop thee en een beker karnemelk en ga langzaam aan het werk. Ik heb niet in mijn hoofd hoe een werk gaat worden, ik kijk wat er gebeurt. Tussen de middag ga ik even liggen, want dan ben ik afgepeigerd. Dat is pas de laatste tijd zo, waarschijnlijk door het ouder worden. ’s Middags kijk ik wat ik kan doen.”

Wanneer had je al die tentoonstellingen?

“Na mijn operatie, nu zestien jaar geleden, heb ik verschillende tentoonstellingen gehad. In Parijs, in Pulchri Studio in Den Haag, in het Gorcums Museum en in Vader Tijd in Dordrecht. Ik heb nog nooit zo hard gewerkt als in de jaren na de laryngectomie. Voor die tijd zat ik in van alles, maar toen heb ik al mijn bestuursfuncties aan de kant gedaan. Niet meer zoveel praten, daar kwam energie door vrij. We hebben ook een stichting opgezet voor mijn werk, de Will Ferwerda Foundation, zodat als ik er niet meer ben, het door kan gaan. Ik heb veel werk verkocht, maar hier in huis is ook nog veel. In de kelder ligt het goed en droog opgeslagen. Ik heb tien rijke jaren gehad van 1995 tot 2005. Je weet niet waar het succes door komt, ik had gewoon de wind mee. De rel uit 1965 over mijn werk kwam weer boven water. Het had er kennelijk zo ingehakt dat het niet werd vergeten. Zelfs Adriaan van Dis kwam er nog mee aan. Dat voorval haalde destijds alle kranten. Ik moest een tentoonstelling in De Nieuwe Doelen in Gorcum afbreken omdat mijn werk onethisch zou zijn.” Met een lach in zijn ogen voegt Will er aan toe: “Verleden jaar ben ik weer een keer gerehabiliteerd.”

“Je weet niet waar succes door komt”

Als we in de ruimte rondkijken en een kunstwerk willen fotograferen, wijst Will naar een object dat achter de tafel staat, we trekken het iets naar voren om het beter te kunnen zien. Bronzen figuurtjes gebruiken de ribben van een open houten kubus om naar boven te klimmen. Als Will aan zijn werktafel gaat staan, om ons te laten zien hoe hij werkt, recht hij zijn rug. Hij kijkt eerst aandachtig naar het werk in wording en pakt dan een potlood. Trefzeker zet hij een eerste lijn.

“Praten is best inspannend,” zegt Will, als hij even later weer rustig in zijn stoel zit. “Er is veel gebeurd het afgelopen jaar. Ook met mijn gezondheid. Er was iets met calcium. Daar had ik teveel van. Op een gegeven moment sla ik hier tegen de grond, gelukkig liep er net iemand mijn atelier binnen. Ik moest met de ambulance naar het ziekenhuis. Ik slik geen vitamine D meer, alleen nog iets voor mijn schildklier. Voor een bypass lag ik zeven weken in het ziekenhuis en binnenkort moet weer iets gebeuren.”

Bezoek je wel eens een lotgenotenbijeenkomst?

Will schudt zijn hoofd: “Ik zoek het liefst de confrontatie met de werkelijkheid. Ik denk dat het een soort subcultuur is, allemaal mensen met dit.” Hij wijst naar zijn keel. “Daar heb ik helemaal geen zin in. Iedereen moest er even aan wennen hoe ik nu spreek, maar inmiddels valt het niet meer zo op. Toch kan ik best kriegelig worden als iemand zegt ‘meneer zeg het nog eens want ik versta u niet’ en aan de telefoon is het ook moeilijk.”

Net voor ik vertrek valt mijn blik op een loep.
Waar gebruik je die loep voor?

“Ik kijk nog weleens naar postzegels. Het is een soort hobby. Een oom van mij was kapitein. Van hem kreeg ik een van de eerste zegels uit Israël. Dat triggerde me. Je voelt je verbonden met waar ze vandaan komen. Ik was acht jaar toen ik met verzamelen begon. Alleen postzegels van voor 1940. Mijn eerste verzameling met bijzondere zegels heb ik verkocht, maar ik ben opnieuw begonnen. Deze verzameling verkoop ik niet, die is voor mijn kinderen.”

Will Ferwerda

Back To Top