Skip to content

Uit: LINDA

Ellen Wijshake (65) is getrouwd, heeft drie volwassen kinderen en is vanwege haar ziekte gestopt met haar werk als verzorgende. Twee jaar geleden ontdekte ze een uitzaaiing van HPV in haar hals.

“‘Zeg nou eens even eerlijk: ben jij vreemdgegaan?’, vroeg ik mijn man. We zijn al dertig jaar getrouwd en dan ineens een soa? Gelukkig zijn wij thuis heel open, over sex praten we gewoon. ‘Nee,’ zei hij, ‘als dat zo was had ik hier niet gezeten.’ Daarna ben ik me pas gaan verdiepen. HPV kan al jaren in je bloed zitten.

De dag voor kerst, twee jaar geleden, kreeg ik eindelijk de uitslag. Ik voelde me al weken angstig. Het bultje in mijn hals was inderdaad kwaadaardig. Een uitzaaiing. De bron was nog onduidelijk. Die avond hebben we zoals altijd gegourmet. Ik hield me sterk voor de kinderen. Ze waren zo verdrietig. De vrienden waar we tweede kerstdag naartoe gingen, heb ik niets verteld om het feest niet te bederven. Ik leefde in een waas.

In het nieuwe jaar ging ik de teststraat in. Mijn kiezen werden getrokken, ze haalden schraapjes uit mijn wang, mijn amandelen moesten verwijderd. Ze vonden niets. Tot de assistent van de radioloog aan HPV dacht.

Ik hoefde maar aan één kant bestraald te worden. Iedere keer een paar minuten, maar met de week werd ik zieker. De binnenkant van mijn mond en hals veranderden in littekenweefsel. Ik begon met zondevoeding, waardoor mijn darmen ermee stopten. Klysma’s moesten het weer op gang te brengen. Wat is dit gênant, dacht ik. Het voelde alsof mijn wereld stukje bij beetje instortte. Ik trok me terug, uiteindelijk wilde ik niemand meer zien. Ik had graag doorgewerkt tot mijn 67ste, maar het gaat niet meer. Ik heb te weinig energie. Praten is lastig. Mijn speekselklieren werken niet meer. Voor wat vocht moet ik een pilletje tegen mijn wang plakken.

’s Nachts word ik vaak wakker met een droge, rauwe mond. En dan begint het piekeren. Ik ben nu anderhalf jaar schoon, maar de angst dat het terugkomt, blijft. Alleen mensen die kanker hebben gehad, begrijpen dat. Eten gaat amper. Ik leef zonder kiezen. Mijn kaken zijn te bros om er kronen in te zetten. Het is pap, vla of de blender. Voor mijn gezin kook ik wel. Dat ruikt zo lekker. Als het kan, zoals bij erwtensoep met schouder- karbonade, haal ik er twee scheppen uit voor mezelf. Daarna gaat er pas peper en zout door. Kruiden verdraag ik niet, die zetten mijn mond in brand. Eén keer ben ik met mijn man uit eten geweest. Als zalm heel zacht gebakken is, kan ik kleine stukjes, al sabbelend en slikkend wegkrijgen. Maar het ging mij natuurlijk niet om het eten. Het was fijn om er even uit te zijn. Even iets anders dan die ziekte.

Overdag verzet ik mijn zinnen door minstens een uur te wandelen. Mijn BMI is het enige dat erop vooruit is gegaan: ik ben achttien kilo afgevallen. Om mezelf te verwennen, koop ik mooie broeken die ik eerder niet paste. ‘Wat zie je er goed uit’, zeggen kennissen als ik ze tegenkom. Ja, denk ik dan, dat is de buitenkant, daar kun je veel mee verbloemen.

Back To Top